Componisten

Erik Satie

Piano
Stem
Orkest
Quatre-mains
Trompet
Harp
Mixed chorus
Viool
Fluit
Harmonium
Piece
Lied
Dans
Toneelmuziek
Wals
Ballet
Melodie
Prelude
Sketches
Fantasie
op populariteit

#

2 Choses (2 Dingen)3 Mélodies, IES 333 Mélodies, IES 343 Poèmes d'amour (3 Love Poems)3 Valses distinguées du précieux dégoûté (3 Valses onderscheiden waardevolle walgen)4 Préludes (4 Preludes)5 Grimaces pour Le songe d'une nuit d'été (5 Grins voor de droom van een zomernacht)

A

AllegroAllons-y ChochotteAperçus désagréables (Onaangename Inzichten)Avant-dernières pensées (Voorlaatste gedachten)

B

Bonjour Biqui, Bonjour!

C

Carnet d'esquisses et de croquis (Schetsboek en schetsen)Chanson HongroiseChapitres tournés en tous sens (Hoofdstukken in alle richtingen gedraaid)Chez le docteur (Bij de dokter)Choses vues à droite et à gauche (Dingen gezien in rechter en linker)Croquis et agaceries d'un gros bonhomme en bois (Schetsen en plagen een grote houten vent)

D

Danses gothiques (Gothic Dances)Descriptions automatiques (Automatische Beschrijvingen)Désespoir agréable (Nice wanhoop)

E

Embryons desséchés (Gedroogde embryo)En habit de cheval (Gekleed paard)Enfantillages pittoresques (Pittoreske kinderachtig)

F

Fantaisie-valseFurniture music

G

Geneviève de BrabantGnossiennesGymnopédies (Gymnopedies)

H

HarmoniesHeures séculaires et Instantanées (Seculiere en Instant uur)

J

Jack in the BoxJe te veux

L

La belle excentrique (Mooie excentrieke)La diva de l'Empire (La Diva de l'Empire)Le Fils des étoiles (Zoon sterren)Le piccadillyLe piège de Méduse (De val van Medusa)L'enfance de Ko-QuoLes oiseaux (Vogelstand)Les pantins dansent (De poppen dans)L'omnibus automobile (De auto snelweg)Ludions

M

MarienbadMenus propos enfantins (Menu's kinderachtige)Mercure (Kwik)Messe des pauvres (Massa van arme)Modéré (Matig)

N

Nocturnes (Nacht)Nouvelles pièces froides (Nieuwe koelcellen)

O

Ogives (Kernkoppen)

P

ParadePassacaille (Passacaglia)Peccadilles importunes (Peccadilles dringend beroep)Pièces froides (Koelcellen)Poudre d'or (Goudstof)Prélude de la porte héroïque du ciel (Opmaat naar de Heroic Poort van de Hemel)Prélude en tapisserie (Prelude in tapijt)Premier menuet (Eerste menuet)Première pensée Rose+CroixPrière (Gebed)Profondeur (Diepte)

Q

Quatre petites mélodiesQue me font ces vallons (Die me deze valleien)

R

RambouilletRelâche (Respijt)

S

SarabandesScènes nouvelles pour 'Le médecin malgré lui'Socrate (Socrates)Sonatine bureaucratique (Bureaucratische Sonatine)Sonnerie pour reveiller le bon gros Roi des Singes (Ringtone de dikke Monkey King wakker)Sonneries de la Rose+CroixSports et divertissements (Sport en ontspanning)

T

Tendrement (Teder)Trois morceaux en forme de poire (Drie stukken peervormige)Trois petites pièces montées

U

Uspud

V

Valse-balletVexationsVieux sequins et vieilles cuirasses (Oude pailletten en oud bewapening)
Wikipedia
Éric Alfred Leslie Satie, artiestennaam: Erik Satie (Honfleur, 17 mei 1866 – Parijs, 1 juli 1925) was een Franse componist en pianist. Satie leidde het leven van een bohemien en was maatschappelijk een buitenstaander. Hij werd gezien als een kolderieke zonderling en provocateur. Zijn oeuvre, dat vooral uit piano- en toneelwerken bestaat, raakte na zijn dood in de vergetelheid. Niettemin oefende hij tijdens zijn leven invloed uit op andere componisten zoals Claude Debussy, Maurice Ravel, Darius Milhaud, Edgard Varèse en Francis Poulenc, en later ook op John Cage. De Amerikaan Cage was het ook die in de jaren 40 op het modernisme van Satie wees en daarmee de aanzet gaf voor een nieuwe receptie-esthetiek van Saties werken. Edgard Varèse heeft over Saties muziek gezegd dat die hem herinnerde aan Dantes Inferno en hem opviel als een soort pre-elektronische muziek. "
Satie heeft in Nederland vooral bekendheid gekregen dankzij de componist, musicus en dirigent Reinbert de Leeuw. Hij was de interpretator van Saties pianomuziek (Œuvres de jeunesse pour piano)
Na eerst privémuzieklessen gevolgd te hebben, studeerde Satie vanaf 1879 aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs. In 1882 werd hij vanwege zijn zwakke prestaties in de voorbereidingsklas voor piano uitgeschreven, maar vanaf 1883 bezocht hij als gaststudent de colleges over harmonie. In 1885 studeerde hij opnieuw in een pianoklas, maar het volgende jaar staakte hij de studie. Van 1905 tot 1925 studeerde hij aan de Schola Cantorum bij Albert Roussel en Vincent d'Indy.
In 1887 vertrok Satie naar Montmartre. Die plaats, toen nog aan de rand van Parijs gelegen, was rustiek, maar had veel cafés en cabarets, en telde daarom ook veel kunstenaars: acrobaten, kunstschilders, muzikanten en schrijvers. Hij genoot van de stimulerende sfeer in deze van alle maatschappelijke dwang bevrijde omgeving. Hoewel Satie uit een welgestelde familie afkomstig was, leefde hij een groot deel van zijn leven in armoede. Hij was genoodzaakt om als cabaret- en barpianist in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij trad voornamelijk op voor café- en variétépubliek, onder meer in het cabaret Le Chat Noir en later in de Auberge du Clou.
In 1889 ontmoette Satie Joséphin Péladan, de grootmeester van de het jaar daarvoor weer opgerichte Orde van de Rozenkruisers. Aangetrokken door de spirituele mengeling van religie, mystiek en cultus, die uit de middeleeuwen dateerde, en muzikaal geïnspireerd door Richard Wagner, werd hij de huiscomponist van de Orde. In 1892 kwam er een einde aan deze betrekking, omdat hij een andere muzikale voorkeur koesterde. Hij stichtte een eigen kerk, de Église métropolitaine d’art de Jésus-Conducteur, al bleef hij nog wel enige tijd lid van de Rozenkruisers.
In 1891 kwam hij in contact met Claude Debussy in de Auberge du Clou; er ontwikkelde zich een levenslange, maar niet altijd eenvoudige, vriendschap tussen de twee mannen. Ook Maurice Ravel kende Satie goed. Beiden, Debussy en Ravel, zetten zich vanaf 1911 op concerten van de Société Musicale Indépendente voor Satie zijn werken in en zo kreeg Satie voor het eerst enige bekendheid en waardering bij het publiek.
Beïnvloed door de middeleeuwse muziek en bouwkunst componeerde Satie voornamelijk volgens het principe van de bouwdoos. Daarmee vond hij een oplossing voor het probleem van zijn geringe muziektheoretische kennis. Hij gebruikte enkele geprefabriceerde elementen, die hij onafhankelijk van conventionele parameters als melodiek, ritme en harmoniek, hanteerde. Zonder vaste reeks, vrij inwisselbaar en herhaalbaar, volledig of gedeeltelijk, kon ieder van deze elementen op verschillende toonhoogten aaneengeschakeld worden, zodat een neutrale leidtoon en daarmee een statische klankband ontstaat.
Door zijn toepassing van vrij gecombineerde en repetitieve elementen liep Satie in de jaren 1890 vooruit op een techniek die pas in de tweede helft van de twintigste eeuw belangrijk zou worden, namelijk in de seriële muziek en de aleatorische muziek. Zijn gelijkberechtigde en rigoureuze aanwending van eenvoudige middelen stond in scherp contrast met de monumentale, gewichtige compositiestijl van de late romantiek, speciaal met de muziek van Richard Wagner.
Satie streefde naar een toneelmuziek die niets anders zou zijn dan decor, klinkende sfeer. In 1918 deed hij voor het eerst een poging om dit idee in zijn symfonisch drama Socrate te realiseren. Hij zelf sprak in 1920 van Musique d'ameublement (meubileringsmuziek). Doordat de muziek niets dan klankachtergrond is, die men uitsluitend oppervlakkig of überhaupt niet waarneemt, worden verdubbelingen tussen actie en muziek vermeden. De actie staat op de voorgrond; de muziek is onafhankelijk van welk detail dan ook, maar evoceert de sfeer van een scène.
In 1916 werd Satie door de kunstschilderes Valentine Hugo in contact gebracht met de schrijver Jean Cocteau. De eerste uitvoering van zijn ballet Parade (voor orkest en typemachine) dat jaar veroorzaakte een schandaal. Daarmee was in één klap zijn reputatie als componist gevestigd. Satie schreef het ballet samen met Cocteau en Picasso, voor de Russische impresario Djagilev, leider van de Ballets Russes. Alhoewel zij verschillen van inzicht hadden tijdens de creatie van hun gezamenlijke ballet Parade, zette Cocteau zich in toenemende mate in voor de muziek van Satie en hij droeg met zijn geschriften ertoe bij, dat Satie bij het publiek steeds bekender werd. In 1918 noemde hij de muziek van Satie in zijn Le coq et l'arlequin als de eigenlijk moderne en zelfstandig Franse muziek. Zo werd het werk van Satie na de Eerste Wereldoorlog tot een voorbeeld voor de nieuwe oriëntatie van de Franse muziek.
Dankzij de aandacht van Cocteau voor Satie, begonnen ook jonge musici zich steeds meer te interesseren voor zijn muziek, onder meer George Auric, Darius Milhaud, Francis Poulenc, Germaine Tailleferre, Arthur Honegger en Louis Durey. Zij werden al spoedig door het publiek als leerlingen van Satie gezien en benoemd als de Groupe des Six. Satie zelf zag zich niet als inspirator van een bepaalde school. Hij distantieerde zich van deze zienswijze.
Satie schreef muziek voor theater en ballet en componeerde daarnaast veel pianomuziek. Zijn composities worden getypeerd als origineel, humoristisch, vaak bizar, banaal en minimalistisch. Een deel van zijn muziek noemde Satie Musique d'ameublement, omdat hij sommige genres verbond met thema's uit het dagelijks leven. Bovendien ademt Saties muziek de a(nti)-romantiek en kan hij als een tegenstander van het impressionisme (muziek) beschouwd worden.
Zijn oeuvre laat zich grofweg in vier tijdsperioden indelen. Vanaf 1884 ontstonden vooral pianowerken en de Rozenkruizer-stukken. In het midden van de jaren 1890 volgde muziek voor café en cabaret. Na afloop van zijn contrapuntstudies in 1908 componeerde hij opnieuw hoofdzakelijk pianomuziek. Vanaf 1916 volgde de fase van veelvoudige producties, waaronder balletten, piano- en filmmuziek, liederen en het symfonisch drama Socrate.
Satie gaf zijn pianostukken titels als Op een boot, Over een lantaarn, of Over een helm. Hij verfraaide de partituren van deze composities met allerlei geschreven opmerkingen, waarmee hij de uitvoerder aanmoedigde een verhaal te vertellen met zijn muziek.
In het jaar 1898 wilde Satie weg uit Parijs en vertrok daarom naar -het toen nog landelijke- Arcueil (dêpartement Val-de-Marne). Hij verliet iedere werkdag zijn appartement, om te voet naar zijn studio in het centrum van Parijs te gaan, een afstand van circa tien kilometer. Hier bracht hij de dag al componerend door. 's Avonds liep hij de hele afstand weer terug, om zich terug te trekken in de eenzaamheid. Gedurende de 27 jaar dat hij hier heeft gewoond, is er niemand bij hem in huis geweest.
Velen hebben met Satie gecorrespondeerd. Zij kregen in de regel prompt antwoord, maar na Saties overlijden ontdekte men achter zijn vleugel stapels nooit geopende enveloppen: Satie las een deel van zijn post dus nooit.
Satie en Claude Debussy waren goede vrienden. Debussy zou stukjes Satie in zijn werk hebben overgenomen. Satie was hiervan op de hoogte maar bleef er erg bescheiden onder, getuige onderstaande dialoog uit het boek van Victor-Emile Michelet, Les Compagnons de le Hiérophanie (1937):
Tijdens een concert van Debussy zei iemand tegen Satie: “Hé! Dit is een muzikale frase van Debussy die erg op Satie lijkt!”
Waarop Satie antwoordde: “Ja, het ís Satie, maar Debussy doet het veel beter dan ik!”