Componisten

Fanny Hensel

Piano
Stem
Sopraan
Alt
Tenor
Bas
Mixed chorus
Viool
Cello
Quatre-mains
Lied
Lied
Piece
Pastorale
Sonate
Trio
Wals
Dans
op populariteit

#

3 Lieder (3 nummers)3 Mélodies, Op.4 (3 Melodies, Op.4)3 Mélodies, Op.5 (3 Melodies, Op.5)3 Songs (3 Nummers)4 Lieder for Piano, Op.24 Lieder for Piano, Op.64 Lieder for Piano, Op.85 Lieder, Op.106 Lieder, Op.16 Lieder, Op.76 Lieder, Op.9

D

Das Jahr, H.385

G

Gartenlieder, Op.3Gebet in der Christnacht (Gebed op kerstavond)

K

Klavierstück, H.459

P

PastorellaPiano Sonata in G minorPiano Trio, Op.11

S

Sehnsucht nach Italien (Verlangen naar Italië)

W

Walzer (Wals)
Wikipedia
Fanny Cäcilie Hensel-Mendelssohn Bartholdy (geboren als Fanny Zippora Mendelssohn) (Hamburg, 14 november 1805 - Berlijn, 14 mei 1847) was een Duitse pianiste en componiste.
Zij was de oudste van vier kinderen van de rijke zakenman Abraham Mendelssohn en de pianiste Lea Mendelssohn (geboren Salomon). Ze was kleindochter van de filosoof Moses Mendelssohn en zus van de componist Felix Mendelssohn Bartholdy. Haar jongste zuster Rebecka was getrouwd met de wiskundige Peter Gustav Lejeune Dirichlet.
Fanny Mendelssohn kwam uit een van oorsprong Joodse familie, maar werd niet joods opgevoed. Op 21 maart 1816 werden de kinderen Mendelssohn christelijk gedoopt. Bij die gelegenheid werd haar tweede (joodse) voornaam veranderd in Cäcilie en aan haar familienaam werd de naam Bartholdy toegevoegd. Ze kreeg haar eerste pianolessen van haar moeder en speelde al op 13-jarige leeftijd, op haar vaders verjaardag, alle 24 preludia uit Das wohltemperierte Klavier van Bach uit het hoofd. Na een korte studie bij Marie Bigot in Parijs en bij Ludwig Berger werden Fanny en Felix in 1820 aangemeld bij de Sing-Akademie zu Berlin, die werd geleid door Carl Friedrich Zelter, van wie bekend is dat hij Fanny muzikaal hoger aansloeg dan haar broer. Hij schreef dat in 1816 in een brief aan Goethe (in een tweede brief uit 1831 was hij van mening dat zij "speelde als een man", voor hem de grootste lof die hij een vrouw kon geven).
Felix en Fanny waren muzikale wonderkinderen, zowel in het pianospel als in het componeren. Bezoekers aan huize Mendelssohn in de vroege jaren 1820, onder wie Ignaz Moscheles, getuigden van het talent van broer en zus, die in muzikaal opzicht zeer op elkaar betrokken waren. Toen zij de volwassenheid naderden, maakte Abraham Mendelssohn zijn dochter ondubbelzinnig duidelijk, dat voor haar geen toekomst in de muziek was weggelegd. Hij schreef haar in 1820: "Muziek wordt misschien zijn [Felix'] beroep, terwijl het voor jou franje kan en moet zijn". Terwijl Felix alle vrijheid kreeg zijn talent te ontwikkelen en internationaal een grote carrière maakte, was voor Fanny een leven als echtgenote, huisvrouw en moeder weggelegd. Haar muzikale talent kon ze alleen kwijt in het Berlijnse amateurcircuit, waar ze in navolging van haar moeder de spil werd van de "Sonntagsmusiken" die regelmatig werden gegeven in de kapitale woning van de Mendelssohns aan de Leipziger Strasse in Berlijn. Haar enige publieke optreden met orkest vond plaats in februari 1838, toen ze het Pianoconcert nr. 1 op. 25 van haar broer speelde.
Felix Mendelssohn was het met zijn vaders oordeel eens, al heeft hij enkele van haar composities onder zijn eigen naam laten uitgeven. Dat leidde in 1842 tot een beroemd voorval, toen hij aan de Britse koningin Victoria moest bekennen dat een lied dat zij bewonderde, niet door hem maar door zijn zuster Fanny was geschreven. Ook al stonden broer en zus elkaar zeer na en hadden ze vrijwel dagelijks contact over muzikale zaken, hij steunde haar muzikale aspiraties niet, in tegenstelling tot haar echtgenoot, de schilder Wilhelm Hensel. Zij trouwden in 1829 en hij deed zijn best om muziekuitgeverijen in het werk van zijn vrouw te interesseren. In 1830 werd hun enige kind Sebastian Ludwig Felix Hensel geboren, die de vader zou worden van de filosoof Paul Hensel en de wiskundige Kurt Hensel. Hij legde de familiegeschiedenis van de Mendelssohns vast in een boek dat in 1879 verscheen en in 2002 werd herdrukt.
In 1846 besloot ze, zonder Felix te raadplegen, toch een bundel liederen te publiceren als haar opus 1. Het jaar daarop kreeg ze een beroerte en stierf, een klein half jaar voordat Felix hetzelfde lot onderging. Kort daarvoor had hij zijn strijkkwartet nr. 6 in f-mineur voltooid, opgedragen aan de nagedachtenis van Fanny.
Het Mendelssohn-Haus in Leipzig en het Fanny & Felix Mendelssohn Museum in Hamburg zijn voor een deel aan haar leven gewijd.
Fanny Mendelssohn produceerde 466 muzikale composities, voornamelijk liederen, pianowerken en kamermuziek. Een aantal van haar liederen werden uitgebracht als onderdeel van op. 8 en 9 van haar broer Felix. Als haar meest succesvolle werken gelden de pianocyclus Das Jahr (twaalf karakterstukken die elk een maand uitbeelden) en het pianotrio in d-mineur op. 11 uit 1846-1847.
In 1970 werd een afschrift van de Ostersonate (Paassonate) in A-majeur uit 1828 teruggevonden, die eerst aan Felix Mendelssohn werd toegeschreven, maar na de vondst van de originele autograaf in 2010 van Fanny bleek te zijn.
Hieronder de volledige lijst van composities door Fanny Mendelssohn: