Componisten

Arthur De Greef

Piano
Orkest
Stem
Orgel
Harmonium
Lied
Volksmuziek
Etude
Prelude
Concerto
Suite
op populariteit
4 Vieilles chansons flamandes (4 oude Vlaamse liederen)La neigeLes ailes du rêve (Wings of droom)Nouvelles études de concert (Nieuwe studies samen)Petit préludePiano Concerto No.1Suite d'orchestre (Orchestral Suite)
Wikipedia
Marie François Arthur De Greef (Leuven, 10 oktober 1862 – Brussel, 29 augustus 1940) was een Belgische componist en pianist.
Hij is zoon van Frédéric Jacques Prosper De Greef (handelaar in riemen) en Marie Madelaine Angéline Devroij. Arthur De Greef bleek op jonge leeftijd zeer muzikaal begaafd te zijn. Nadat hij op de Leuvense muziekschool al op elfjarige leeftijd zijn eerste prijs had behaald, ging hij in 1873 naar het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Daar kreeg hij les van Louis Brassin (piano), Joseph Dupont (harmonie), Hubert-Ferdinand Kufferath (contrapunt) en directeur François-Auguste Gevaert (compositie). In 1879 – nog maar pas 17 jaar – studeerde hij af met de eerste prijs piano, tegelijk met Isaac Albeniz. Voor verdere studie ging hij naar Franz Liszt in Weimar, waar hij twee jaar bleef. Daarna reist hij als concertpianist door Europa en Noord-Amerika. Ook gaf hij samen met Camille Saint-Saëns een reeks pianoconcerten. Hij raakte bevriend met Edward Grieg, die hem “de beste uitvoerder van mijn muziek die ik ooit ben tegengekomen” noemde.
Pas op zijn dertigste jaar begon Arthur De Greef echt met componeren. Zijn twee pianoconcerten worden algemeen beschouwd als zijn belangrijkste werk. Vanaf 1887 tot aan zijn dood in 1940 gaf hij les aan het conservatorium in Brussel en leidde heel wat pianisten op. Gedurende de Eerste Wereldoorlog bevond hij zich in Londen. In de tweede helft van de dertiger jaren ging De Greefs gezondheid ernstig achteruit en dat had een grote invloed op zijn concertactiviteiten. De rechterhelft van zijn lichaam geraakte gedeeltelijk verlamd, en hij overleed na een slepende ziekte, 78 jaar oud, op 29 augustus 1940. In 1934 ontving hij de Commandeur de l’Ordre de la Légion d’Honeur.